ProZ.com translation contests »
2014 annual ProZ.com translation contest: "Celebrations" » Dutch to French » Entry #20702


Source text in Dutch

Translation #20702

In de zeventiende eeuw krijgt de term carnaval in Europa de overhand voor feesten die zich kenmerken door vermommingen, ommegangen, de instelling van een spotheerschappij met een eigen hiërarchie en uitbundig eten en drinken. In de middeleeuwen sprak men van de Vastenavondviering, waarin men nog één keer luidruchtig kon feestvieren met veel spijs en drank om vervolgens vanaf Aswoensdag de Rooms-kat​holieke vastentijd in te gaan als voorbereiding op Pasen. In één van de verklaringen voor het woord carnaval wordt de relatie tussen dit uitbundige feest en de daarop volgende vasten gelegd: carne vale betekent vlees vaarwel. Een andere verklaring voor het woord bestaat uit de veronderstelde afleiding van carrus navalis, een scheepswagen die in de Vastenavondtijd door de straten werd getrokken met aan boord vermomde vierders.

Carnaval in Nederland

Het carnaval is een feest dat vooral in de provincies Limburg en Noord-Brabant drie dagen lang het dagelijks leven in zijn greep heeft. Carnavalsvierders trekken verkleed door de straten en zoeken elkaar op in kroegen en feestzalen. De feestlocaties zijn versierd met maskers en serpentines en de feestmuziek kent zijn eigen carnavalsrepertoire.

Het tijdstip van de viering is afhankelijk van de wisselende datum waarop Pasen jaarlijks gevierd wordt. De zevende zondag voorafgaande aan Paaszondag is carnavalszondag. De vele Prinsen Carnaval nemen op carnavalszaterdag of -zondag voor drie dagen op rituele wijze de macht van de burgerlijke autoriteiten over in dorpen en steden (de machtsoverdracht of sleuteloverdracht) en vieren met hun onderdanen, de carnavalsvierders, de tijdelijke vestiging van hun narrenrijk. Carnavalsvierders verkleden zich in een door hun gewenste uitdossing en nemen in een driedaagse carnavalsroes bezit van de straat en de café’s. Op één van de drie carnavalsdagen trekt de optocht door de straten: de zegetocht van Prins Carnaval. En op carnavalsdinsdag rond middernacht wordt in veel plaatsen in een collectief afsluitingsritueel afscheid genomen van het narrenrijk en zijn Prins. Carnavalsmascottes en symbolen worden dan verbrand, begraven of verdronken. Op Aswoensdag wordt het dagelijkse leven weer opgepakt.
Au dix-septième siècle, l’appellation « carnaval » prédomine en Europe pour désigner des festivités consistant en des déguisements, des défilés, la création d’une société burlesque avec ses propres règles sociales, à quoi s’ajoutent des festins et des beuveries. Au Moyen Âge, on considère le Mardi gras comme une fête marquée par des festivités tapageuses accompagnées d’une abondance de nourriture et de boissons, auquel succède le mercredi des Cendres, début du carême observé par les fidèles de l’Église catholique romaine en préparation à la fête de Pâques. L’une des explications sur l’origine du mot carnaval évoque le rapport entre les débordements festifs de cette manifestation et la période de jeûne qui lui succède immédiatement : carne vale signifiant « adieu à la chair ». Selon une autre explication, le mot serait dérivé de carrus navalis, un char naval qui défilait dans les rues le jour du Mardi gras, avec à son bord des fêtards costumés.

Le carnaval aux Pays-Bas

Pendant trois jours, les festivités du carnaval rythment les activités du quotidien, notamment dans les provinces du Limbourg et du Brabant-Septentrional. Les carnavaliers costumés déambulent dans les rues et se rassemblent dans les tavernes et les salles de bal. Les lieux des festivités sont parés de masques et de serpentins alors qu’un programme musical propre à l’événement ponctue la fête.

Le calendrier du carnaval varie chaque année et dépend de la date de Pâques. Le septième dimanche qui précède la fête de Pâques est appelé le Dimanche gras. Ce jour-là, ou le samedi précédant, les Princes du Carnaval saisissent les rênes du pouvoir détenu par les autorités civiles dans les villes et villages (rituel de la passation du pouvoir ou de la remise des clés) et célèbrent pendant trois jours avec leurs sujets, les carnavaliers, la mise en place provisoire de leur royaume de bouffons. Au cours de ces trois jours de réjouissances carnavalesques, les participants à la fête, revêtus d'un accoutrement de leur choix, envahissent rues et cafés. Une journée sera consacrée à un défilé dans les rues : marche triomphale du Prince du Carnaval. Le jour du Mardi gras vers minuit, la foule fait ses adieux au Prince et à son royaume éphémère lors d’un rituel final pratiqué en maints endroits. Les mascottes et les symboles carnavalesques sont alors soit brûlés, mis en terre ou noyés. Le jour du mercredi des Cendres, la vie reprend son cours normal.


Discuss this entry